Pompidou
Bijna 400 pagina's lang geen blad voor de mond
kunst & cultuur
di 9 jun. - 4:32

Lionel Shriver mag dan vooral bekend zijn dankzij haar doorbraakroman We Need to Talk About Kevin uit 2003, ook latere romans als So Much for That en Big Brother waren wel degelijk bestsellers. Laatstgenoemd boek ontstond uit de dood van Shrivers broer aan obesitas, en ook haar nieuwe, zestiende roman, De weg van de meeste weerstand getiteld, heeft een link met haar eigen leven: na een knievervanging heeft de drieënzestigjarige schrijfster tot haar grote spijt het hardlopen er onlangs aan moeten geven, terwijl het eveneens knieproblemen zijn die in De weg van de meeste weerstand de vrouwelijke hoofdpersoon Serenata hebben gedwongen om haar levenslange loopgewoontes te staken.
Daarmee, echter, zijn de belangrijkste overeenkomsten tussen beiden – schrijfster en personage – gelukkig opgesomd, getuige ook de opdracht van Shriver aan het begin van het boek: ‘Voor Jeff – die me met zijn superieure sloomheid de plot van deze roman heeft bespaard.’ Jeff is de man van Shriver, en zijn kennelijke ‘superieure sloomheid’ staat inderdaad haaks op wat de echtgenoot van Serenata, Remington genaamd, op zijn beurt doet niet lang nadat zijn vrouw de loopschoenen in de kast heeft gezet. Het plan opvatten, namelijk, na een leven lang zitten, hetzij in de auto, hetzij op een stoel, om zich op zijn vierenzestigste te wagen aan een marathon.
Dat dit plan op onbegrip van Serenata stuit, valt te voorzien, en het voorheen zo gelukkige huwelijk komt in zwaar weer terecht, zéker wanneer Remington niet enkel van duursport maar ook van de jonge, lichamelijk perfecte en volmaakt onuitstaanbare sportcoach Bambi Buffer in de ban geraakt. Zij is het ook die hem op zeker ogenblik overhaalt het marathonlopen – toch meer een activiteitje voor sneue slappelingen – in te ruilen voor triatlon.

Wat bezielt Remington? Deels is hij natuurlijk, oud als hij zijn mag, een kind van zijn tijd, waarin ‘fitnessfetisjisme’ meer regel dan afwijking is.
‘Het heeft te maken met wat mensen nastreven. Niemand vindt het nog belangrijk om eens in zijn leven in Italië geweest te zijn of Moby Dick gelezen te hebben. God, ik geloof dat ze niet eens meer allemaal zelf een boek willen schrijven. Het gaat er nu om dat je je op een of ander extreem sportevenement stort, waarna je vermoedelijk aan de rechterhand van God de Vader mag zitten.’
Sport is een manier geworden, met andere woorden, om je eigen grenzen te verleggen, en wie zijn eigen grenzen verlegt en boven zichzelf uitstijgt, stijgt vanzelf ook boven de anderen uit en kan zich op die wijze superieur wanen. Hoe onterecht en zelfs stompzinnig dat is, wordt kernachtig verwoord door de achtentachtigjarige vader van Remington: ‘In mijn tijd werd je betaald om jezelf af te peigeren’.
Shriver geniet van de gelegenheid om geen blad voor de mond te nemen.
Toch is er in het geval van Remington wel degelijk nog iets anders dat meespeelt: zijn eigenwaarde heeft een flinke deuk gekregen nadat hij enkele maanden geleden plots zijn job als vervoersdeskundige kwijtgespeeld is daar hij zich tot ‘geweldpleging’ had laten verleiden en meer bepaald tijdens een discussie zijn vuist had laten neerkomen op het bureau van zijn overste – een zevenentwintigjarige zwarte vrouw.
Het feit vormt de aanleiding voor zowel Serenata als Remington als ook Shriver zelf – die merkbaar geniet van de gelegenheid om geen blad voor de mond te nemen door haar eigen overwegingen te laten verwoorden door haar personages – om ongeremd te gaan bespiegelen over MeToo, zogenaamde ‘culturele toe-eigening’ door kunstenaars (iets waar Shriver zelf van beschuldigd werd naar aanleiding van haar roman The Mandibles) en andere vormen van opgelegde politieke correctheid.
De boodschap van Shriver mag duidelijk zijn: we leven in een tijd waarin men niet meer denken mag wat men wil, maar waarin men uitsluitend nog denken mag wat men wil dat je denkt. Achter de hoek van elke zin schuilt het gevaar om iemand – niet zelden een voltallige bevolkingsgroep – hartgrondig te beledigen, en dat maakt dat mensen zich gedwongen weten om er slaafs het zwijgen toe te doen. Zoals Remington het zegt: ‘Als ik sport, houd ik tenminste mijn mond. Ik kan onderuitgaan, maar ik word niet gearresteerd.’
Uitermate geschikt om hopen leesplezier aan te beleven.
Een interview met Shriver enkele dagen geleden in The New Yorker droeg als titel ‘Lionel Shriver is looking for trouble’, en daar lijkt het inderdaad op met dialoogflarden als (uitgesproken door een vrouw)
‘Wij kunnen succesvol zijn en hele bedrijven runnen, maar als hulpeloosheid politiek van pas komt, beweren we getraumatiseerd te zijn door een hand op onze knie. Mannen krijgen die keuze niet echt. Ze kunnen niet anders dan permanent een teleurstelling zijn. Misschien is het niet zo gek dat veel van hen een jurk aan willen’
of (aangaande termen als ‘mensen van kleur’)
‘Ik bedoelde gewoon, als we labels steeds maar weer moeten schoonwassen om het stigma dat onmiddellijk weer aan de laatste “vakterm” kleeft eraf te spoelen, werkt het linguïstisch rechtzetten van raciale vooroordelen blijkbaar niet’.
Je kan deze roman lezen als een satire, als een aanklacht, als een persoonlijke worsteling ook van een schrijfster met de aanstormende ouderdom (‘Elke ouderdom was een verhaal van Edgar Allan Poe’), maar wonder boven wonder is hij ook nog eens uitermate geschikt om deze zomer, in de tuin of op het strand uitrustend van al dat coronajoggen en -spurten en -sprinten, domweg hopen leesplezier aan te beleven.
Christophe Vekeman
'De weg van de meeste weerstand' van Lionel Shriver is verschenen bij Atlas Contact
Uit het Engels vertaald door Karina van Santen en Marion van der Ster