Pompidou
Christophe Vekeman leest David Sedaris
blijf verwonderd!
di 24 jan. - 4:47

‘Hij is een van de grappigste mensen op deze planeet’: mocht iedereen over wie dat ooit door journalisten, recensenten, uitgevers of managers beweerd is inderdaad het in zich hebben om zijn toehoorders of lezers moeiteloos aan het lachen te krijgen, de wereld zou een heel andere, veel vrolijkere en stellig ook luidere plaats zijn dan momenteel het geval is.
Maar goed, de Amerikaanse, ook in Nederland opvallend populaire David Sedaris weet ontegensprekelijk zowel met zijn shows als met zijn boeken zijn publiek geweldig te amuseren, en een van de belangrijkste kenmerken van zijn proza is dat hij het nooit al te ver gaat zoeken. Immers, hoe persoonlijker je bent als humorist, hoe vlotter en vaker wildvreemde mensen op de een of andere manier zich gaan herkennen in wat je vertelt.
Dat klinkt misschien paradoxaal, maar iederéén heeft nu eenmaal familie, iederéén kent relatieproblemen, iederéén ziet mensen om zich heen ouder worden en is ook zelf daarmee bezig, iederéén heeft een manier moeten vinden om zich door de coronaperiode heen te worstelen, en iederéén is – of voelt zich toch – een beetje apart en zonderling. Zie daar meteen de belangrijkste thema’s in het nieuwe boek, Happy-go-lucky, van David Sedaris, en eigenlijk ook wel, met uitzondering dan van corona, in zijn gehele werk.
Het woordje ‘ik’ slaat in de verhalen van Sedaris altijd ondubbelzinnig op Sedaris zelf, wat betekent dat je hem natuurlijk boek na boek beter leert kennen, maar wat ook het gevaar inhoudt dat we met zijn leven, zijn gezinssituatie en zijn achtergrond een tikje té vertrouwd geraken, misschien, om een en ander onverminderd interessant te blijven vinden.
Dat gevaar loert om de hoek wanneer Sedaris in Happy-go-lucky weer eens terugkijkt op de periode dat hij als jongeling voortdurend, dag in, dag uit, van de vroege ochtend tot de late avond high was, of als hij zijn partner Hugh, met wie hij inmiddels al dertig jaar lang een relatie heeft – Sedaris is van ’56 – eens te meer neerzet als een op z’n best als handig en behoorlijk plichtsgetrouw te definiëren zeer solide saaierd, die echter op z’n slechtst kan worden omschreven als een bijzonder nukkige, haast pathologisch opvliegende en extreem niet-empathische rouwdouw omtrent wie niemand lijkt te begrijpen wat David Sedaris in hemelsnaam in hem ziet – David Sedaris zelf in de laatste plaats.
Ook de nadruk die de wereldbefaamde auteur tot meerdere relativering van zichzelf legt op de blijdschap waarmee al die roem en dat succes hem blijvend vervult, kennen wij al uit vroeger werk – en toch moet ik mezelf corrigeren waar ik zo-even schreef dat ‘dat gevaar om de hoek loert’. Dat moest namelijk zijn: ‘dat gevaar zou om de hoek kunnen loeren’, dat zóú het kunnen doen indien Sedaris niet zo, inderdaad, verdomde grappig was, als hij niet zo geweldig goed kon schrijven, en als hij het niet al grappend voor elkaar kreeg, bovendien, om harde waarheden mede te delen over de wereld, over Amerika, over zijn familie, over zichzelf, en over ons.
Ja, vooruit, David Sedaris is één van de grappigste mensen op deze planeet.
Inderdaad hard en compassieloos is bijvoorbeeld de manier waarop Sedaris zijn vader, die in de eerste helft van deze bundel tegen de honderd loopt, maar wiens overlijden wij als lezer naderhand nog meemaken, de eeuwigheid inschrijft door hem te portretteren als een engerd die bij het aanschouwen van een van zijn dochters in bikini op het strand ooit ‘Was ik maar vijfendertig jaar jonger’ gekreund heeft.
Ook de zelfmoord van weer een andere dochter van de oude Trumpaanhanger annex ‘eeuwigdurende menselijke onweerswolk’ wordt niet uit de weg gegaan, maar tezelfdertijd schrikt Sedaris er evenmin voor terug op zeker ogenblik de seksuele aantrekkingskracht aan te duiden die toen hij zelf in zijn puberteit was van zijn vaders lichaam in onderbroek uitging.
Ook in zijn misantropie gaat hij soms ver: ‘De grote schande van de pandemie in de Verenigde Staten is dat er tot nu toe meer dan negenhonderdduizend mensen zijn gestorven, van wie ik er niet één heb kunnen uitkiezen.’
Hij komt ermee weg, opnieuw, dankzij zijn feilloze gevoel voor humor, dat hem in staat stelt door en door eerlijk te zijn, maar dat daarnaast ook maakt dat hij an sich belegen, ondertussen zelfs versléten situaties in zijn werk een plaats kan geven.
Zie bijvoorbeeld deze terugblik op de supermarkt tijdens de eerste lockdownperiode: ‘Qua aantallen klanten waren ze schijnbaar van de ene dag op de andere van nul naar zestig opgeschoven. De rijen strekten zich ineens uit tot aan de achterwand en slingerden zich vandaar weer terug naar de kassa’s. Het eerste wat verdween was het toiletpapier, gevolgd door de meest voor de hand liggende vervangers daarvan: tissues, servetjes en keukenrollen. Ik herinner me dat ik een keer lang naar de koffiefilters heb staan staren en bij mezelf dacht: Of is het daarvoor nog te vroeg?’
Aan dat soort uitsmijters, dat soort kersen op de taart, net wanneer de zoete lekkernij in kwestie een enigszins oudbakken indruk dreigt te maken, kun je de ware humorist herkennen. Dus ja, vooruit, David Sedaris is een van de grappigste mensen op deze planeet – of het zal toch niet veel schelen.
Christophe Vekeman
Happy-go-lucky van David Sedaris is verschenen bij uitgeverij Podium
Uit het Engels vertaald door Irving Pardoen