
Revolusi
Revolusi - Aflevering 5
blijf verwonderd!
do 27 mei - 8:16

Soepel verlopen die gesprekken niet. Het uiteindelijke akkoord dat op 17 januari 1948 getekend wordt, is vooral een overwinning voor Nederland. In de Republiek valt het bijzonder slecht. De troepen terugtrekken? Heeft het leger daarom de guerrilla gevoerd? Onderdeel worden van een artificiële constructie die nog steeds aan de Europese agressor vastgeklonken zit? Hadden honderdduizenden jongeren daarvoor gestreden? De Republiek willen een soevereine, onafhankelijke staat worden, maar Renville maakt er een provincie van!
Terug in Yogyakarta wordt de socialistische premier Amir Sjarifuddin die het akkoord onderhandeld had van alle kanten uitgejouwd: de communisten vinden dat hij het westerse kapitalisme heeft laten zegevieren over de productiegebieden, de islamisten en nationalisten vinden dat hij het inheemse nationalisme heeft verraden. Amir ziet zich gedwongen om af te treden.
De nieuwe premier wordt vicepresident Hatta. Mohammed Hatta stelde een nieuwe regering samen en gaat meteen aan de slag met de uitvoering van het Renville‑akkoord. Hij roept de troepen terug uit de bezette gebieden. Maar Nederland houdt zich niet aan het akkoord. Het gaat onverdroten verder met het oprichten van nieuwe ‘deelstaten’, zelfs in voormalig Republikeins gebied. Het ging niet meer tegen mei 1948 heeft het er al dertien. De plaatselijke bevolking wordt daarbij nauwelijks gehoord. Revoltes worden omzeild door in te zetten op steeds kleinere gebiedjes waar men de macht toevertrouwt aan restanten van de oude inlandse adel die vaak weinig legitimiteit geniet.
De gematigde krachten in het centrum raken langzamerhand opgebrand en de politieke extremen winnen aan kracht, zowel ter linker‑ als ter rechterzijde. Renville drijft een diepe wig in de Indonesische samenleving, die zelfs tot op de dag van vandaag daar nog niet helemaal van hersteld is. De communisten gelden nog steeds als slechte vaderlanders, de islamisten streven nog steeds naar een islamisering van de staat.
De leider van het islamitische verzet is Kartosuwirjo. De vrome islamgeleerde ontpopt zich tot een geduchte rebellenleider. Hij beschouwt zich als de enige, rechtmatige vertegenwoordiger van het Indonesische volk en eist de totale mobilisatie en militarisatie. Aan het hoofd van het communistische verzet staat Moeso, een levende legende, getrouwd met een Russische en een overtuigd stalinist. Ook voor hem is de tijd van het palaveren voorbij. Met zijn ‘Volksdemocratiefront’ gaat hij tot actie over. Op 18 september 1948 slaagt het front erin om Madiun de derde stad van de Republiek in te nemen.
De vs maakt zich zich grote zorgen. Minister van Buitenlandse Zaken Marshall betoont zich ‘diep bezorgd over de communistische dreiging tegen het huidige gematigde Republikeinse regime’ Ook Nederland reageert zeer afwijzend. Oud‑premier Beel die net Van Mook opgevolgd is als hoogste bestuurder in Indonesië, neemt harde standpunten in. Maar Marshall en Beel kunnen gerust zijn: Soekarno en Hatta lossen het probleem sneller en grondiger op dan ze ooit voor mogelijk had‑ den gehouden. Ze sturen er de Siliwangi‑divisie op af, het elitekorps van het Indonesische leger. De strijd om Java kost aan duizenden het leven; er worden maar liefst 35.000 mensen gearresteerd. De doortastende aanpak van Soekarno en Hatta oogstte bijzonder veel Amerikaanse lof.
Maar voor Nederland verandert er weinig of niets. De katholieken hebben er net de verkiezingen gewonnen, ze willen nu ook Indië terugwinnen. De nieuwe minister van Overzeese Gebiedsdelen Sassen, een katholiek, en minister van Buitenlandse Zaken Stikker, een liberaal, reizen er zelfs speciaal voor naar Indonesië. Wanneer Stikker na zijn gesprekken op 7 december 1948 weer op Schiphol landt krijgt hij een memorandum van het Amerikaanse State Secretary in zijn handen geduwd. Daarin saat met zoveel woorden dat een eventuele militaire actie door Nederland gevolgen kon hebben voor de Marshallhulp aan Nederland en zijn kolonie. Een ersntig dreigement, maar het mag niet baten….
Op zaterdagavond 18 december blaast Beel enkele uren voor middernacht het akkoord van Renville op en geeft het groene licht voor een nieuw offensief. Dit Tweede Militaire Offensief, beter bekend als de Tweede Politionele Actie, bestaat niet alleen uit een spectaculair luchtoffensief, maar wordt geflankeerd door een grootschalige invasie van grondtroepen, Operatie Kraai genaamd. Heel Java wordt zonder veel moeite ingenomen. En opnieuw worden er een reeks ongestrafte oorlogsmisdaden begaan. (Deze komen pas vele jaren later aan het licht. Het is Joop Hueting die er op 17 januari 1969 over getuigd in een beroemd geworden televisie‑uitzending van de vara. Hueting spreekt over moordpartijen waarvoor geen militaire noodzakelijkheid was. En afschuwelijke martelingen.)
De Republikeinse leiders nemen een aantal zeer verrassende, maar achteraf beschouwd strategisch verstandige besluiten: Soekarno, Hatta en de hele politieke top van de Republiek plegen geen verzet en laten zich arresteren. De macht dragen ze over aan de minister van Economische Zaken Sjafruddin Prawiranegara, die vanuit Bukittinggi op West‑Sumatra de continuïteit moet garanderen. Op die manier heeft de Republiek een geweldige diplomatieke troef in handen: de gevangenschap van haar politieke leiders zal in het buitenland niet onopgemerkt blijven. En gelijk hebben ze.
Het leidt tot grote internationale verontwaardiging. Een spoedzitting van de Veiligheidsraad op 24 december wordt een resolutie gestemd die beide partijen oproept de vijandelijkheden meteen te staken en de politieke gevangenen vrij te laten. Vier dagen later komen er nog twee korte resoluties bij, maar in Nederland ligt men er niet wakker van. De Verenigde Naties hadden ook niet echt doortastend ingegrepen bij recente conflicten in Indochina, Palestina en Tsjecho‑Slowakije, dus zo’n vaart zou het niet lopen. Als de Sovjets schaamteloos en ongestraft een staatsgreep in Praag kan steunen, dan mag Nederland toch wel Yogyakarta bevrijden? Het is toch zeker zijn overzeese gebied? Eerst orde en rust herstellen en dan pas over een nieuwe staatsvorm praten, dat is en blijft het devies.
Op initiatief van de vs werd koortsachtig gesleuteld aan een nieuwe en dit keer gespierde resolutie. Op 28 januari 1949 is het zover: Resolutie 67. Dit keer wordt Nederland, en Nederland alleen, in gebreke gesteld. Diplomatiek staat Nederland met de rug tegen de muur, maar het katholieke triumviraat Beel‑Sassen‑Romme, blijft de harde lijn aanhouden: de Republiek is weg, Indonesië is weer een binnenlandse kwestie, de vn heeft er niets mee te maken. Bijgevolg worden alle vn‑instructies genegeerd, de gevangen leiders niet vrijgelaten en Yogyakarta zeker niet teruggegeven. Integendeel, Nederland maakt van het pas veroverde Midden‑Java een nieuwe deelstaat en organiseert er zelfs verkiezingen! In februari gaat Beel nog een stap verder. Hij lanceert een alternatief dat vriend en vijand verrast: Nederland blijkt bereid om al op 1 april 1949 de macht over te dragen aan de Verenigde Staten van Indonesië. Echter na een rondetafelconferentie. Beel noemt zijn ‘spectaculaire daad’ een poging om ‘de internationale voogdij tegen te houden’ en ‘met opgeheven hoofd uit de branding te geraken’. De reden is simpel: Resolutie 67 kon, volgens hem, ‘door geen enkele zichzelf respecterende soevereine staat worden geslikt’.
En dan gebeurt er iets wat niemand had voorzien, maar wat het lot van het Nederlandse laat‑koloniale streven definitief bezegelt: de leiders van de bevriende deelstaten, Nederlands loyaalste bondgenoten in de archipel, kiezen de zijde van de Republiek. Mensen als Anak Agung, minister‑president van Oost‑Indonesië, en sultan Hamid, regeringshoofd van West‑Borneo, zeggen hun geloof in de Nederlandse handelwijze op en weigeren mee te werken aan de geplande rondetafelconferentie zolang de Republikeinse leiders vastzitten. Het is met Soekarno of zonder hem. Nederland staat nu volkomen alleen. Het kortstondige militaire succes van de Tweede Actie is op een fiasco uitgelopen. Diplomatiek was het een blunder, psychologisch een stupiditeit.
Op 7 mei 1949 wordt een overeenkomst tussen de onderhandelaars Jan Herman van Roijen en Mohammed Roem gesloten. Het Roem‑Van Roijen‑akkoord, zoals het bekend zal komen te staan, is na Linggajati en Renville de derde grote diplomatieke overeenkomst van de dekolonisatieoorlog. Het is een duidelijke zege voor de Republiek. Alle vijandelijkheden door de Nederlandse strijdkrachten worden beëindigd en alle krijgsgevangenen worden vrijgelaten. In ruil moeten de republikeinse leiders in Den Haag gaan praten.
Op 23 augustus 1949 gaat in de Ridderzaal op het Binnenhof de langverwachte rondetafelconferentie van start. Officieel zijn er drie partijen: het Koninkrijk der Nederlanden (geleid door minister J.H. Maarseveen, de laatste minister van Overzeese Gebiedsdelen), de Indonesische Republiek (geleid door Hatta) en het verbond van federale deelstaten (geleid door sultan Hamid van West‑Kalimantan), maar in de praktijk trekken die twee laatsten één lijn.
Politiek haalde Indonesië zowat alles binnen: de federale staat zal soeverein zijn, de ‘Unie’ met Nederland wordt flinterdun (twee vergaderingen per jaar tussen de bevoegde ministers) en niet het knil maar de tni gaat het leger vormen van het nieuwe land. Maar economisch stelt Nederland zich zeer hard op. Alle vergunningen en concessies die Nederlandse ondernemingen genieten, blijven onverminderd van kracht, zodat ze de lege schatkist in Den Haag kunnen helpen vullen. Daarnaast moet Indonesië alle schulden overnemen van Nederlands‑Indië. Toch is er één kwestie waar de rondetafelconferentie haar tanden op stuk bijt: Nieuw‑Guinea. Ter elfder ure wordt beslist om Nieuw‑Guinea buiten het raamakkoord te houden en een jaar later opnieuw te bekijken. Met dit agreeing to disagree wordt de kwestie bevroren en de rondetafelconferentie gered.
Op 27 december 1949 wordt in het Paleis op de Dam in Amsterdam in aanwezigheid van koningin Juliana en vicepresident Hatta de soevereiniteitsoverdracht getekend. Na afloop speelt het carillon het Indonesische volkslied. In Indonesië is de ceremonie rechtstreeks via de radio te volgen. In Yogyakarta wordt dezelfde dag Soekarno geïnstalleerd als president van heel Indonesië. Daarbij toont hij de vlag die hij op 15 augustus 1945 voor het eerst had gehesen.
Aanvankelijk verloopt de samenwerking tussen beide landen goed. Indonesië betaalt de overgenomen schulden plichtsgetrouw af, Nederland trekt zijn troepen onverwijld terug en wanneer begin januari 1950 de eerste diplomatieke vertegenwoordiger uit Nederland zijn geloofsbrieven aan president Soekarno overhandigt krijgt hij als nummerplaat cd 1 toegewezen. Dat zegt genoeg. Tegen eind 1950 heeft de Nederlandse regering meer dan 120.000 militairen naar Europa verscheept.
Al na enkele maanden verwatert het federalisme en maakt het unitarisme opgang. In de eerste maanden van 1950 zijn er overal massale betogingen tegen het systeem van de deelstaten. De meeste inwoners verbinden federalisme met kolonialisme en daar hebben ze hun buik van vol. Op 17 augustus 1950, bij de vijfde verjaardag van de Proklamasi, zegt Soekarno dat de ‘Verenigde Staten van Indonesië’ voorbij zijn en dat er voortaan slechts ‘één Republiek Indonesië, met één grondgebied, één grondwet, één regering’ is.
Een eiland van Indonesië denkt daar echter anders over: op Ambon, waar eeuwen geleden het koloniale avontuur is begonnen, heeft een deel van de christelijke bevolking geen zin om op te gaan in de Javaanse Republiek. Op 24 april 1950 roept het daarom met de steun van plaatselijke militairen ‘de Republiek der Zuid‑Molukken’ uit (Republik Maluku Selatan, rms).
In Nederland bestaat veel sympathie voor de afsplitsing – Ambon, dat was het eiland waar het knil altijd zijn beste soldaten had gerekruteerd en waar de bevolking koningsgezind was gebleven. Hier zou Soekarno geen vat op krijgen. Maar wanneer Soekarno vanaf september wel vat krijgt op Ambon door de opstand neer te slaan, reageren velen in Nederland verbolgen.
De Molukse knil‑ veteranen voelen zich in Indonesië niet langer veilig. Begin 1951 besluit Nederland 4000 van hen, gehuwden met hun gezin, naar Nederland over te brengen, zo’n 12.000 mensen in totaal. Ze worden opgevangen in legerbarakken en zelfs voormalige concentratiekampen als Vught en Westerbork.
In december 1950 komt ook de kwestie Nieuw-Guinea weer op tafel. Tegen die tijd moest de Nieuw‑Guinea‑kwestie beslecht zijn, maar Nederland maakt bijzonder weinig aanstalten. Integendeel. In de loop van het jaar heeft het er een gouverneur aangesteld, een driejarenbegroting opgesteld en zelfs een nieuwe munt ingevoerd (met de beeltenis van Juliana erop). Het doel is duidelijk: hier zal Nederland het nog wel een tijdje uithouden. Soekarno verandert de naam Nieuw‑Guinea in Irian, terwijl zijn toon steeds bitser en zijn woede steeds groter wordt. Hij reist stad en platteland af om de verpauperde bevolking met speeches op te zwepen tot de strijd. Zo kan hij de aandacht afleiden van hun armoede en het land verenigen rond een gemeenschappelijke vijand: Nederland.
Vanaf 1951 vragen Indonesische politici zich af of die fameuze ‘Unie’ met Nederland eigenlijk nog wel zin heeft – in 1956 zullen ze haar eenzijdig opzeggen, na hooguit twee bijeenkomsten. Ook voor het culturele element is er steeds minder animo. Het Nederlands verdwijnt uit het straatbeeld, Nederlandse radioprogramma’s werden stopgezet, schoolboeken herschreven. In het hoger onderwijs zijn nog wel enkele Nederlandse hoogleraren actief, maar het lager en middelbaar onderwijs stapt snel over op het Indonesisch. Zelfs films en journaalbeelden van de Nederlandse koninklijke familie worden verboden. Deze bittere ontwikkelingen zorgen voor een nieuwe uittocht naar Nederland.
Begin 1950 woonden er naar schatting nog 226.000 van hen in Indonesië, in de daaropvolgende twee jaar vertrokken er 85.000 naar Nederland en eind 1957 waren er nog maar 50.000 Nederlanders in de hele archipel. Binnen twaalf jaar tijd, van 1950 tot 1962, verhuisden 286.000 mensen van Indonesië naar Nederland.
Indonesië wordt niet zomaar een nieuwe speler op het internationale schaakbord, maar het speelt de hoofdrol. In korte tijd zal het zijn stempel drukken op de dekolonisatie van de rest van de wereld en de geopolitiek van de Koude Oorlog. Maar hét evenement bij uitstek dat de idealen van de Indonesische revolutie naar de buitenwereld exporteert is zonder twijfel de Conferentie van Bandung in april 1955. De Conferentie van Bandung, officieel de Azië‑Afrika Conferentie genaamd, is veel meer dan een prestigieus internationaal congres. Het is een mijlpaal in de wereldgeschiedenis: het moment waarop niet‑westerse landen voor het eerst collectief de krachten bundelen zonder het Westen dus. Met demografische reuzen als China en India vertegenwoordigden de delegaties bijna anderhalf mil‑ jard mensen, meer dan de helft van de toenmalige wereldbevolking. Zij eisen hun stem op. Het belang ervan kan nauwelijks overschat worden.